De werkelijkheid kun je niet verzinnen, maar slechts ontdekken.

Pesten

Geachte Belanghebbende,

De directe aanleiding om deze verhandeling te schrijven is het “Gezamenlijk persbericht” d.d.11-12-2012 van het Europees Expertisecentrum voor veiligheid, het Netwerk Landelijke Ouder Organisaties en Stichting Veilig Onderwijs. Daarin melden zij, dat zij zich grote zorgen maken over het feit dat:
·    Al 25 jaar aandacht voor het onderwerp pesten bestaat.
·    In deze periode ongeveer 20 antipest projecten over de scholen zijn uitgestrooid.
·    Er 5 Nederlandse onderzoeken zijn uitgevoerd.
·    20 miljoen euro door het ministerie van OCW is besteed aan de oplossing van dit probleem.
·    5 rondetafel conferenties in de Tweede Kamer rond het thema pesten zijn belegd.
Maar dat het probleem - desondanks - nog steeds niet is opgelost.

Als we ervan uit gaan dat er vele wegen naar Rome leiden, dan zal het ons niet verwonderen dat er zoveel antipest projecten bestaan. Het wordt anders, wanneer we ons realiseren dat slechts één weg de kortste kan zijn, slechts één de langste, slechts één de effectiefste en duurzaamste, slechts één de leukste enz. Als we voor een van deze wegen kiezen, dan is er geen sprake meer van meerdere wegen.
Vanuit mijn expertise motiveer ik in het hiernavolgende, onder de titel “Pesten”, een verklaring voor het feit dat het probleem nog niet is opgelost en doe ik een voorstel tot de effectiefste en duurzaamste aanpak.
 
Pesten
(Ongewenst gedrag vertonen onder invloed van specifieke oorzaken)
> Deoplossing zit in onszelf en hoeft niet te komen van dure programma`s.
> Laten we het natuurlijk en eenvoudig houden.
> Alle kinderen en andere nog niet volwassenen hebben - waarschijnlijk van nature - de behoefte om gezien te worden.
> Bij het vertoon van ongewenst gedrag, dat zich in groepsverband voordoet (onder invloed van specifieke oorzaken), zijn er zes categorieën personen in de groep te onderscheiden:
Categorie 1:   
Degenen die dringend gezien willen worden, omdat dat lange tijd niet het geval is. De onvrede, die daardoor is ontstaan, kan deze personen aanzetten tot bepaald gedrag, om die aandacht alsnog te krijgen. Zij worden in sommige programma’s daders genoemd. Wanneer dat gedrag ongewenst is binnen een groep, dan ontstaat een probleem dat om een oplossing vraagt.
De oplossing zit in het achterhalen van de specifieke oorzaken, onder invloed waarvan het ongewenste gedrag zich voordoet.
Ten onrechte en ongepast wordt dit gedragsvertoon geduid met de term “pesten”. Deze term heeft een nare gevoelswaarde vanwege de verwantschap met de ernstige ziekte de pest. Vergelijkbaar met de eveneens ernstige ziekte kanker. Als wij het ongewenst en ongepast vinden, om het vertonen van ongewenst gedrag en degenen die dat gedrag vertonen te duiden met de term kanker, dan moeten we dat ook niet doen met de term “pesten”.
 
Categorie 2:   
Degenen die zich niet onaangenaam willen voelen onder het vertoonde ongewenst gedrag dat tegen hen gericht is. Zij worden in sommige programma’s slachtoffers genoemd.
 
Categorie 3:
Degenen die eveneens dringend gezien willen worden, omdat ook bij hen dit lange tijd niet het geval is. Ze werken daarom vaak samen met degenen uit categorie 1. Zij worden in sommige programma’s assistenten genoemd.
 
Categorie 4:
Degenen die niet het risico willen lopen het gezien worden kwijt te raken. Zij zijn onzeker over zichzelf, durven niet in te gaan tegen degenen uit categorie 1 en doen geamuseerd over het ongewenste gedrag van deze personen. In sommige programma’s worden zij meelopers genoemd.
 
Categorie 5:
Degenen die het onaangenaam voelen van anderen niet accepteren en zich inspannen hiertegen iets te doen. Zij worden in sommige programma’s verdedigers genoemd.
 
Categorie 6:
Degenen die eveneens angst hebben het risico te lopen het gezien worden kwijt te raken. Zij durven daarom niets tegen het ongewenste gedrag te ondernemen. In sommige programma’s worden zij buitenstaanders genoemd.
 
Voor het aanpakken van de problemen die ontstaan door het vertonen van ongewenst gedrag, door kinderen, moeten de begeleiders van die kinderen (de ouders, leerkrachten en andere opvoeders) in actie komen.
 
Aangezien het ongewenste gedrag zich voordoet onder invloed van specifieke oorzaken, dienen eerst deze oorzaken te worden opgespoord.
Die specifieke oorzaken betreffen altijd bepaalde behoeftes van degenen die het ongewenste gedrag vertonen. Immers, elk gedrag dient ertoe een bepaalde behoefte te bevredigen.
Om achter de behoeftes van anderen te komen, moet je over het vermogen beschikken, om in het daarvoor bestemde gesprek te luisteren en duidelijk te zijn.
 
De juiste instelling bij het luisteren is:
Bij wat anderen zeggen of doen, het belangrijk vinden om te weten wat er in hen omgaat aan opspelende behoeftes; hoe zij zich daarbij voelen en daaraan aandacht te geven, zonder hen te veroordelen of over hen een oordeel te geven.
Tijdens het luisterproces is het relevanter om te willen weten wat de anderen bedoelen, dan wat zij zeggen of doen. Daarom is het belangrijk, om de eigen interpretaties of indrukken over wat er in hen omgaat te verifiëren. Immers, zij zijn de enigen die kunnen weten wat er in hen omgaat. Soms kunnen zij er wel moeite mee hebben, om dat duidelijk te verwoorden en daarom is het luisteren (zoals hiervoor omschreven) zo belangrijk.
 
De juiste instelling bij het duidelijk zijn is:
Zonder eisen of verwijten de eigen opspelende behoeftes en hoe jij je daarbij voelt aan anderen bekend maken.
Deze bekendmaking blijkt in de praktijk meer begrip en samenwerking op te leveren dan de mededeling over wat je wenst of eist.
 
Omwille van het samenleven en samenwerken is het nodig om het gedrag, dat voor mensen nodig is om zichzelf te kunnen manifesteren, te reguleren. De beste regel daarvoor is een universeel geldende gedragsregel, die door alle betrokkenen onderkend, onderschreven en nageleefd zou moeten worden. Het zal niet zo moeilijk zijn om een dergelijke regel onderkend, onderschreven en nageleefd te krijgen, omdat een dergelijke regel erop neerkomt, dat we met elkaar rekening zullen moeten houden, om bevredigend te kunnen samenleven en samenwerken. Tenzij men ervoor kiest en accepteert dat er geen rekening met elkaar gehouden wordt in de betreffende gemeenschap.
 
De Gedragsregel
Ik mag mij gedragen zoals ik wil en hoef daarbij slechts ervoor te zorgen, dat ik mij bij dat gedrag niet onaangenaam voel en anderen die erdoor beïnvloed worden evenmin.
En als iemand zich bij mijn gedrag toch onaangenaam voelt, dan ben ik verplicht om met die persoon in gesprek te gaan, om een oplossing te zoeken voor dat onaangenaam voelen. Eventueel met ondersteuning van een andere onpartijdige persoon, die deze omgangsregel onderschrijft en met wie wij het gesprek aandurven.
 
Voor de invoering van deze regel, in bijvoorbeeld een schoolgemeenschap, kan het “Protocol tegen ongewenst gedrag” gevolgd worden:
 
Protocol tegen ongewenst gedrag
 
Om ongewenst gedrag op onze school te voorkomen en indien nodig aan te pakken, voeren wij het volgende beleid:
 
1.    Het hele team van onze school volgt het programma “Van ongewenst gedrag naar gewenst gedrag”. (Ontwikkeld door Het bureau Human Interaction te Nijmegen)
2.    Wij spreken niet meer over “pesten” en “pestgedrag”, omdat het begrip “pesten” verwijst naar een ernstige ziekte, evenals het begrip “kanker”. De negatieve gevoelswaarde van deze begrippen bemoeilijkt elke aanpak.
3.    In plaats daarvan spreken wij over “vertonen van ongewenst gedrag” en pakken dat als volgt aan:
4.    Wij introduceren één algemene “gedragsregel”, die ertoe dient conflictvrij te kunnen samenleven en samenwerken.
5.    De regel luidt: Ik mag mij gedragen zoals ik wil en hoef daarbij slechts ervoor te zorgen, dat ik mij bij dat gedrag niet onaangenaam voel en anderen die erdoor beïnvloed worden ook niet.
6.    Als iemand zich bij mijn gedrag toch onaangenaam voelt, dan ben ik verplicht om met die persoon in gesprek te gaan, om een oplossing te zoeken voor dat onaangenaam voelen. Eventueel met ondersteuning van een leerkracht, ouder of een andere onpartijdige persoon, die deze gedragsregel onderschrijft en met wie wij het gesprek aandurven.
7.    Deze “gedragsregel” wordt gepresenteerd en uitgelegd aan alle geledingen binnen onze school: leerlingen, leerkrachten en ouders.
8.    Bij de presentatie en uitleg wordt aan een ieder persoonlijk gevraagd of hij/zij deze “gedragsregel” onderschrijft, accepteert en wil naleven.
9.    Omdat deze “gedragsregel” erop neerkomt, dat wij binnen onze school met elkaar rekening houden, zullen degenen, die deze regel niet onderschrijven, accepteren en willen naleven, zichzelf buitensluiten, doordat zij er dan voor kiezen om met anderen geen rekening te houden. In dat geval zal de directie de daartoe benodigde gesprekken voeren, om betrokkene het belang van het onderschrijven van de regel te laten inzien.
10. Mocht dit niet lukken, dan bekijkt de directie in overleg met het bevoegd gezag de mogelijkheden tot schorsing of overplaatsing.
11. De presentatie en uitleg van de “gedragsregel” zal voor de leerkrachten plaatsvinden in een voltallige vergadering, voor de leerlingen klassikaal en voor de ouders bij de eerste kennismaking of tijdens een ouderbijeenkomst en via onze nieuwsbrief. Indien de ouders het er niet mee eens zijn, dan kunnen zij dit schriftelijk kenbaar maken, waarna in onderling overleg naar een oplossing gezocht zal worden.
12. Aan de leerkrachten wordt een gespreksprotocol: “Het alternatief voor straffen”, gepresenteerd en uitgelegd. Dit gespreksprotocol dient ertoe een doeltreffende oplossing te vinden voor het geval dat de “gedragsregel” niet wordt nageleefd of niet kan worden nageleefd.
 
Bij deze aanpak hoeven de leerlingen niets anders te doen dan hun bijdrage te leveren aan het naleven van de gedragsregel.
Bij de introductie van die gedragsregel wordt aan de leerlingen verhelderd hoe die bijdrage geleverd kan worden.
Kort samengevat hoeven zij slechts het ongewenste gedrag aan te kaarten bij de betreffende leerling, andere leerlingen, een leerkracht, een ouder of de directie.
De verantwoordelijkheid voor een adequate oplossing ligt bij de begeleider(s).
 
Het is niet nodig om de leerlingen cursussen, weerbaarheidtrainingen, antipestprogramma’s of sociale vaardigheidstrainingen te laten volgen, om het ongewenste gedrag te voorkomen of tegen te gaan.
Zij kunnen wel trainingen en cursussen op een gewenst gebied volgen, ten behoeve van hun persoonlijke ontwikkeling. Bijvoorbeeld voor de sport een judotraining volgen; een sociale vaardigheidstraining volgen om fijner met elkaar te kunnen omgaan en andere cursussen en trainingen volgen, om nog beter van het leven en elkaar te kunnen genieten.
 
Remie I.  Amstelveen
Emotoroloog
 
 
Human Interaction
Acaciastraat 47 6523DL Nijmegen
Tel +31 (0)24 345 2241
Gsm +31 (0)6 5089 5724
info@humaninteraction.nl
www.humaninteraction.nl

Terug